Henk Delabie

Hans Martens

Henk Delabie: zich verplaatsen in (de) ruimte(s)

“If I was an artist and I was in the studio, then whatever I was doing in the studio must be art. At this point art became more of an activity and less of a product.”  (Bruce Nauman)

Om Bruce Nauman te parafraseren: wat is een kunstenaar? Iemand die in zijn studio zit, just sitting around, wat koffie drinkt en wat koffie morst. Ik weet eigenlijk niet of Henk een hevige koffiegebruiker is (of misschien toch eerder thee?), maar het atelier lijkt me een bijzondere plek te zijn voor Henk Delabie. Het atelier is steeds groter dan de fysieke ruimte. Ook het hoofd is een atelier, een mentale ruimte. En als lesgever in een academie is ook de educatieve fysieke en mentale ruimte een atelier voor de kunstenaar. Bij extensie kan je het landschap en de wereld om zich heen als het ultieme atelier bestempelen. Maar wanneer we in plaats van uitzoomen even inzoomen dan belanden we op de tekentafel van het atelier, de maquettes en het schetsboek. Ook dat zijn studiolo’s.

Richard Serra, de Amerikaanse beeldhouwer die befaamd is voor zijn monumentale sculpturen in cortenstaal, zat in het begin van zijn artistieke loopbaan vast en vroeg zich af ‘Wat te doen?’. Hij nam enkele velletjes A4 papier en schreef op welke handelingen er allemaal mogelijk zijn: rollen, vouwen, verbinden, stapelen, inkorten, roteren, laten vallen, omcirkelen, uitrekken, verbranden, uitgommen, systematiseren, … 107 werkwoorden die als een bijbel of road book zijn oeuvre prefigureerden. Het mag ironisch genoemd worden dat deze ‘Verblist’ (1967-68), die zich nu in de collectie van het MoMA New York bevindt, in tegenstelling tot zijn tonnen wegende sculpturen, amper enkele grammen weegt. In den beginne was het woord.

Henk Delabie’s werk lijkt me op eenzelfde manier ontwikkeld te zijn. Ik noem hem graag een klassiek beeldhouwer, klassiek ten opzichte van de evolutie van de moderne beeldhouwkunst sinds Henry Moore, over land art en de minimalisten, tot installatiemakers en door architectuur beïnvloede bouwers.

Zijn ruimtelijk werk verhoudt zich steeds tot de basisprincipes van wat beeldhouwkunst is of kan zijn. Neem nu het recente werk ‘Blind Spot Lokeren’ in het Park Ter Beuken in Lokeren (2020). Een uit hout opgetrokken monumentale structuur staat op een grasveld in het mooie park. Als toeschouwer zie je telkens slechts een deel van de metershoge muren die opgesteld zijn op een (drie)hoekig grondplan. Je moet er rondwandelen om het geheel in jouw hoofd te reconstrueren. Dat is een kerneigenschap van beeldhouwkunst. Omcirkelen is een actie van kijken. Dan merk je dat het twee paar in een hoek opgestelde houten wanden zijn die met een kleine verschuiving ‘in elkaar zitten’. Aan de ene kant ontstaat door die verschuiving (displacement) een kleine opening die zicht geeft op een spievormige binnenruimte die je niet kunt betreden en waar het gras wild zal groeien terwijl het gras rondom de sculptuur mooi gemaaid zal worden. Het werk laat zich ook omcirkelen door eenvoudige tegenstellingen: natuur-cultuur, organisch-tektonisch, verticaal-horizontaal, groei-inertie, open-gesloten, openbaar-privaat.

De houten planken waarmee het werk is opgetrokken waren ooit bomen, zoals de soortgenoten in het park die vanuit de onmiddellijke omgeving toekijken. De onbetreedbare binnenruimte, waar de natuur welig tiert, lijkt als een stuk grond dat uit de openbaarheid van het park wordt onttrokken en teruggegeven wordt aan de pure natuur; blinde vlekken.

De monumentaliteit van de sculpturen die Delabie in de openbare ruimte maakt is even groot in de tientallen maquettes (‘Unit’) die, honderd maal kleiner en lichter, uit ordinair golfkarton of dunne MDF zijn gemaakt. Monumentaliteit heeft niks te maken met grootte of gewicht. Het Latijnse Monumentum betekent ‘zich herinneren’. Maquettes zijn vormen van denken, van zich herinneren. Het zijn probeersels van hoe je ruimte kunt capteren, hoe je driedimensionaal volumes omsluit, insluit, uitsluit, verbergt, reveleert. Hoe wordt een plaats, een locus gecreëerd?

Beeldhouwkunst voegt iets toe aan de ons omringende ruimte, manifesteert zich, dringt zich soms op, steekt zich soms weg (in een hoekje). Zoals de serie ‘Corner Element I’, een buisvormig volume dat twee wanden die een hoek vormen met elkaar verbindt. De (verloren) leegte van een hoek wordt plots betekenisvol. Opvallend aan deze sculpturen is hun menselijke maat en antropomorf karakter. Zoals een loodgieter spreekt van een ‘elleboog’ (of meestal: een ‘coude’) voor een bocht in een buizensysteem, zo herkennen we gelijkaardige vormen in de ‘elements’ van Delabie: een elleboog, een knie, een fallus, een arm, een been, een hals. Dit komt nog meer tot uiting wanneer hij deze sculpturen op een eenvoudige (keuken)stoel of krukje presenteert (‘Furniture and Elements Blue I & II’). De vormen nemen de zitplaats van een lichaam in en muteren tot figuren, figuranten. Het doet me denken aan de wanden met fragmenten van armen, benen en handen in een beeldhouwersatelier in de negentiende eeuw of in een klassieke academie. De sculpturen aarzelen tussen autonomie en model (voorbeeld) zijn, tussen lifesize lichaam en prototype. Maar daarmee is hij nog geen realistisch beeldhouwer of beeldhouwer van het realisme. Opvallend is zijn keuze van kleur voor deze sculpturen. Ze variëren van chemisch groen en blauw over poppy geel en oranje tot iets wat aanleunt bij het gepatenteerde Ferrarirood.

De eerder gemaakte vergelijking met de loodgieter is niet ver gezocht. In het Park Ter Beuken stelde hij ook een grotere buisvormige structuur tentoon. De referentie komt eerder uit de industrie, of, misschien beter, industriële archeologie. Het lijken elementen die zijn geplukt uit complexe buizenstelsels in raffinaderijen of hoogovens: oversized. Maar het zijn geen readymades. Als een echte beeldhouwer bouwt Delabie zijn sculpturen op een klassieke wijze op: eerst in klei, dan een gipsen mal, dan een afgietsel en dan een transfer naar polyester. Deze manuele benadering heeft alles te maken met de tactiliteit van het werk. Ook in de afwerking – dat op het eerste gezicht industrieel oogt – zijn sporen van het handwerk achtergelaten en ze benadrukken de uniciteit van het werk.

Reflectie over de graad van afwerking komt ook terug in sommige presentaties. ‘Flow’ (Lokeren) werd opgesteld op enkele schragen. Handgemaakte, zelf in elkaar gelaste schragen die een buisvormige, balustrade-achtige vorm dragen. De schragen resoneren het werkproces en verlossen het werk van de bevriezing ‘sculptuur te moeten zijn’. De sculptuur ademt de tijdelijkheid van het atelier, het lijkt een proefopstelling. Eenzelfde benadering zagen we ook in de ‘Units’ waar plakband of vulmiddel zichtbaar blijft.

Deze handelingen duiden op het uitrekken van het begrip beeldhouwkunst. In het werk ‘The Access’ gaat Delabie wel heel radicaal in op het aspect presenteren. Eigenlijk doet hij het tegenovergestelde: hij verborg het werk in de prachtige private tuin (Bastion 10). De betonnen sculpturale ruimte werd letterlijk in de grond begraven en kon slechts waargenomen worden via een kleine uitstekende spleet. Via de schaarse lichtinval kon je een binnenruimte vermoeden, een ondergrondse miniatuurversie van een soort bunker. Er werd meer gesuggereerd dan getoond. Verbergen is dus ook een vorm van tonen bij Delabie.

Anders, maar gelijkaardig in sculpturale strategie en even ambigue, was het werk ‘Shutters’ in het Park ter Beuken. Aan een leegstaand ietwat vervallen huisje waarvan de ramen dichtgemetseld waren met rode bakstenen – waarbij het niet duidelijk was of dit een bestaande toestand of recente interventie was – voegde Delabie blinden toe aan de ramen. (‘Shutters for a closed house’) De luiken dienden geen doel en beperkten zich ook eerder tot de omschrijving van een luik: een frame gemaakt uit metalen hoekijzers. Ook hier genereerde de ingreep een spel van tonen en verbergen, toegankelijk maken (de luiken gaven het vervallen huis opnieuw een ‘menselijk karakter’) en afstoten (het huis bleef afgesloten).

Gelijkaardige benaderingen van wat beeldhouwkunst kan zijn zagen we eerder in de ‘Cells’. Kubusachtige vormen waarvan hij zowel het betonnen afgietsel liet zien (een kubus met binnenin geometrische uitsparingen) als het werkproces (de mal in betonplex met de styrofoam vormen die uiteindelijk de uitsparingen ‘vormgeven’). Beiden worden gepresenteerd als evenwaardige autonome sculpturen.

Ook in ‘Lines’ zien we dat proces van maken en tonen. In beton afgegoten houten balkjes zijn verbonden met de ijzeren bewapening die ze aan elkaar rijgen. Het doet denken aan betonresten bij afbraakwerken. Ook de afbreker bouwt op (Louis Paul Boon). Deze werken laten zich eerder lezen als vloertekeningen dan als sculpturen.

De verschuiving van het materiële naar het immateriële wordt nog het meest zichtbaar in ‘Never-ending walk’, een voorstel, of beter: uitnodiging, aan de bezoeker van zijn tentoonstelling in het Park ter Beuken om een 2,8 kilometerslange wandeling in lusvorm te maken in het centrum van Lokeren. De stad werd letterlijk de sokkel waarop de sculptuur zich ‘voltrok’. Niet in volume, maar in tijdsdimensie, meer activiteit dan product. Wat Delabie fascineerde was de kadastrale plattegrond van de stad waar alle percelen verschijnen in een soort kubistische tekening. Een wandeling door een stad gebeurt meestal langs uitgestippelde paden: voetpaden, wandelstraten, zebrapaden, waterlopen, kades. Maar hoeveel ruimtes worden er niet verborgen voor de flaneur? Steegjes, binnentuintjes, braakliggende grond. Met een enorme schaalvergroting tovert Delabie een wandeling om tot een sculpturaal gebeuren en herleidt hij voor de toeschouwer de beeldhouwkunst tot de essentiële dimensie van het ‘zich verplaatsen in de ruimte’. Dat ‘zich verplaatsen’ kon zelfs ook puur mentaal: je hoefde de wandeling niet te doen om het concept te begrijpen.

Daarmee zijn we (met de nodige ironie) terug bij Bruce Nauman: The true artist helps the world by revealing mystic truths.

Hans Martens
Gent, december 2020

Bruce Nauman, geciteerd in Art21.org, www.art21.org/artists/bruce-nauman
De tekst op het neonwerk ‘Window or Wall Sign’ (1967) van Bruce Nauman in het Kröller-Müller museum, Otterlo (NL)

en / nl

Philippe Van Cauteren

Brief: aan Henk Delabie (2)

Inge Braeckman

Henk Delabie’s Tekentaal in de ruimte

Philippe Van Cauteren

Brief: aan Henk Delabie

Annelies Vanbelle

Sculpturen die de ruimte bespelen

Benny Madalijns

Blind Spot V, Diest

Herman Denecker

Transobjects en Transorganisms