Henk Delabie

Inge Braeckman

Henk Delabie’s Tekentaal in de ruimte

‘Wanneer ik aan het gewone een hoge betekenis, aan het alledaagse een geheimzinnig uiterlijk, aan het bekende de waarde van het onbekende en aan het eindige de schijn van het oneindige geef’, stelt de in 1801 overleden Duitse dichter en filosoof Novalis op het moment dat hij nadenkt en spreekt over het gegeven van het kunstenaarschap. Destijds, midden in de periode van de romantiek, toonde hij en beklemtoonde hij dat kunst een diepe verwantschap heeft met de idealistische filosofie, en met de poëzie. De werkelijkheid diende voor Novalis als een vertrekpunt voor de verbeelding en die verbeelding had oog voor het aspect van de be- en vervreemding. ‘Het is de kunst om op een aangename manier te bevreemden. Het is een manier om dingen vreemd te maken en tegelijk vertrouwd en aantrekkelijk. Het betekent om het oorspronkelijke terug te geven aan de dingen uit de wereld.’

Wanneer ik naar de werken van Henk Delabie kijk, denk ik zeker niet aan de romantiek, hoewel het sensuele en het romantische aspect dat ook een component van zijn hedendaagse sculpturale werk is me erin niet ontgaat en zelfs frappeert. Wel dacht ik wanneer ik de eerste maal het atelier van deze kunstenaar betrad, aan deze frasen van Novalis waarin die het aspect verheerlijkt en prijst om dingen vreemd te maken, terwijl ze tegelijkertijd vertrouwd en aantrekkelijk blijven, alsof ze er op een logische en vanzelfsprekende manier altijd zijn geweest en zullen zijn. Het is dat gevoel dat ik heb wanneer ik naar de sculpturen van Henk Delabie kijk. Onaantastbaar als ze lijken, nodigen ze je ook uit om ze aan te raken, meer zelfs in de armen te nemen. Hoe vreemd ze ook lijken, ergens blijven ze steeds vertrouwd. Alsof ze deel uitmaken van een oeralfabet dat we allemaal wel van ergens kennen en dat een natuurlijk gevoel in ons opwekt.

‘Alles heeft te maken met ruimte’, verklaart Henk Delabie me over zijn monochrome sculpturen die ik keer op keer als site-specifieke installaties in de ruimte beschouw. Ze meten zichzelf niet enkel met de ruimte of ze eigenen zich niet enkel een plaats in die ruimte toe, maar ze nemen ook de toeschouwer zelf op in de ruimte waarin ze opgesteld staan, zodat we plots allemaal, al dan niet gewild, tot een deel van de ruimte van de sculptuur verworden. Op een schijnbaar niet-nadrukkelijke wijze. Heel subtiel ook. Want door de manier waarop deze sculpturen een plaats in de ruimte krijgen toegedicht, wordt de toeschouwer nu eens groter dan weer kleiner, wordt hem die ruimte nu eens opgedrongen, dan weer ontnomen. Het is de sculptuur die de ruimte afbakent, begrenst, meet, opentrekt. En niet omgekeerd. Naargelang de manier van integratie in die ruimte, genereert en creëert ze een andere lezing. Opmerkelijk zijn de reflecties die we in de sculpturen van Henk Delabie ontwaren. Die reflecties betrekken niet alleen de buitenwerkelijkheid in de innerlijke wereld van de sculptuur, maar ze oriënteren en desoriënteren ook de blik van de toeschouwer. Ze bieden een ijkpunt zodat we ons kunnen positioneren ten opzichte van de sculptuur en ten opzichte van elkaar.

Henk Delabie plaatst zijn sculpturen steeds zo dat er een spanningsveld ontstaat tussen raken en niet-raken. Hoe ver het ene uiteinde van een sculptuur kan reiken ten opzichte van het andere. Hoe dicht ruimte en sculptuur elkaar kunnen naderen, benaderen, bevragen, optillen, vergeten, over het hoofd zien. Of ze kunnen opgaan in elkaar en als het ware één symbiose kunnen worden, of net niet. Er is steeds het spel met open en gesloten. De meeste sculpturen zijn dicht, waardoor ze een in zichzelf besloten geheim lijken te herbergen. Bij de muursculpturen wordt het ‘unheimliche’ dat inherent met zijn werk verbonden is, af en toe open. De blik van de toeschouwer kan ook letterlijk naar binnen, of krijgt de illusie dat hij in de sculptuur kan treden, en wordt niet enkel via de buitenwerkelijkheid gereflecteerd.

Hoe groot of klein deze sculpturen ook zijn, telkens confronteert deze kunstenaar ons met het organische van een vorm. Alsof ze geplooid zijn met een vanzelfsprekendheid, met de evidentie van de natuurlijke hand der dingen.

Het natuurlijke van de vorm, van een plooi, van een cirkel wordt door de hand van de kunstenaar gedefunctionaliseerd zodat de vorm enkel vorm kan zijn en een indicatie is voor het mogelijke bestaan van het abstracte an sich, neigend naar het ‘absolute’, dat geen verklaringen behoeft, maar waarin ‘alles’ reeds op zich aanwezig is. Het is het brein van de mensen dat steeds vergelijkingen wil maken en in een vorm iets concreets wil zien, herkennen, ontdekken, als menselijke drang, als houvast naar een referentiekader.

Henk Delabie toont ons hoe een abstract en gevoelig een vorm kan zijn, hoe een vorm dat referentiekader niet meer nodig heeft en gewoon zichzelf kan zijn omdat hij bestaat en gemaakt is op een hedendaagse relevante manier door het handelend denken van de kunstenaar. Ook al is die vorm gebaseerd op een concrete (voor)studie waarbij een onderzoek de bewegingen van het menselijk lichaam wordt gedaan.

Het maakproces is bij Delabie van cruciaal belang in een tijd waarin de meeste kunstenaars het metier van het zelf maken vreemd geworden is en uitbesteed wordt. Tijdens de verschillende etappes van het maken, namelijk het vijlen, wrijven, manipuleren, schuren zodat de sporen van de voorgaande lagen en handelingen worden gewist tot er een gepolijst oppervlak ontstaat waarop het spel van licht en van ruimte zijn gang kan gaan, worden vaak de meeste en de beste ontdekkingen en vernieuwingen gedaan. En sluipt ook het element tijd in de sculptuur binnen. Want 2 à 3 maanden is ongeveer een gebruikelijke periode om gestalte te geven aan één werk.

De weergave van beweging en tegenbeweging, van hoe elke beweging een tegenbeweging opheft en tegelijkertijd voor harmonie zorgt, wordt onderlijnd door het kleurgebruik. Henk Delabie maakt gebruik van zeer expliciete, confronterende kleuren die als het ware ergens in ons geheugen lijken te zijn opgeslagen en die we herkennen. Hoewel ze artificieel en nadrukkelijk overkomen lijken ze ook evident. Zijn rood of blauw kan niet anders dan dat rood of blauw zijn. Delabie’s kleuren herinneren aan de kleuren zoals we ze kennen van speelgoed of soms in het verkeer aantreffen. Ze benadrukken de tactiliteit van de vormen van zijn objecten en geven hen ook het aura van iets ongenaakbaars mee. Een kleur twijfelt nooit bij Henk Delabie maar is, bestaat. Zoals hij de extremen opzoekt van wat technisch mogelijk is, zo gaat hij na wat een kleur tot kleur maakt, en welk effect een kleur bewerkstelligt naargelang de gehanteerde vorm, of die vorm nu bestaat uit gips, klei, epoxy,…, en vice versa.

Henk Delabie bewijst hoe rijk een hedendaagse sculptuur vandaag kan zijn. Of om de woorden van John Berger te parafraseren: als de tijd stroomt als een rivier dan bereikt de daad van het maken van deze sculpturen door tegen de stroom in te gaan naast het statische ook het beweeglijke, hoe verankerd ze ook in de ruimte lijken te staan.

Inge Braeckman

en / nl

Philippe Van Cauteren

Brief: aan Henk Delabie (2)

Hans Martens

Henk Delabie: zich verplaatsen in (de) ruimte(s)

Philippe Van Cauteren

Brief: aan Henk Delabie

Annelies Vanbelle

Sculpturen die de ruimte bespelen

Benny Madalijns

Blind Spot V, Diest

Herman Denecker

Transobjects en Transorganisms