Henk Delabie

Philippe Van Cauteren

Brief: aan Henk Delabie (2)

Access

Het is ondertussen tien jaar geleden dat ik je een eerste brief geschreven heb. En het is even lang geleden dat ik nog een bezoek aan je atelier gebracht heb. 26 september 2020 was ik terug in het atelier, deze keer met een groep geïnteresseerden van de Vrienden v/h S.M.A.K.. Terwijl jij de bezoekers wegwijs maakte in jouw atelier, kon ik rond kijken en afleiding zoeken in de rekken, de tafels, de stapels die het atelier bewonen. Met een forensisch oog leek ik wel op zoek naar voorbije gebeurtenissen, naar handelingen die je in het atelier gesteld hebt. Een tafel met potloden, balpennen, stiften en sporen van houtskool verraden het maken van schetsen en ontwerpen. Niet ver van die tafel, in de buurt van een groot raam met een blik op de geweldige groene natuur zie ik een postkaart met een speldenkop op de muur geprikt. De postkaart is een reproductie van een zorgvuldig handschrift op een gelijnd papier. De zes lijnen tekst worden ondertekend met de initialen L.W.. Lawrence Weiner formuleerde deze zes lijnen in 1968 in zijn Declaration of Intent : “(1) The artist may construct the piece. (2) The piece may be fabricated. (3) The piece may not be built. [Each being equal and consistent with the intent of the artist, the decision as to condition rests with the receiver upon the occasion of receivership.]” Weiner duidt met deze verklaring de mogelijkheden aan, verruimt de definitie van de toestand van een kunstwerk, en onderstreept de relatie met de toeschouwer of ontvanger. Bijna 50 jaar na datum is Weiner’s formulering nog altijd bijzonder relevant, en nog verre van gemeengoed bij de brede publieke opinie. Maar wat doet die postkaart in het atelier van Henk Delabie? Niet dat dit het enige spoor was in het atelier dat mijn aandacht trok, maar misschien wel het meest significante. Enerzijds is er de onvermijdelijke belangstelling van de kunstenaar voor de vormentaal en het denken van wat als concept en minimal art omschreven wordt, anderzijds symboliseert die postkaart naar mijn aanvoelen een transitie in het denkenvan de kunstenaar. Het monochrome werk van Henk Delabie -de aan John McCracken herinnerende glanzende,gebogen,staande of leunende volumes -verbergt ondanks de industriële look manifeste handenarbeid. De buitenkant van de sculptuur en het gladde oppervlak doen ons vergeten dat een sculptuur een holle of massieve binnenkant heeft. Het recente werk van Henk Delabie lijkt alles binnenste buiten te draaien. De buitenkant dwingt ons als toeschouwer naar binnen te kijken, onze verbeelding te activeren en te verlengen naar ruimtes die door de kunstenaar gemaakt zijn, maar niet noodzakelijk zichtbaar of te betreden zijn. In relatie tot de beide werken van Henk Delabie in de groepstentoonstelling ‘Etude’ (‘Concrete Lines, Acces to the Earth, Menen, 2020) schreef ik het volgende : “Beide werken herinneren ons aan architectuur, maar bestaan hier als fragment, als suggestie. Alsof het ons als bezoeker gevraagd wordt de restanten of het fragment denkbeeldig te vervolledigen.” De werken evolueren van een oppervlak die de ruimte activeert, naar een buitenkant die de binnenkant evoceert. De hoedanigheid van de sculpturen worden mentaal, alsof het denkbeelden zijn. De vormen zijn archetypes die verbinden of afsluiten, in zichzelf gekeerde voorlopige volumes. Of de kunstenaar nu gebruik maakt van kunststof, beton en cement, hout of zelfs een volledig huis (de conciërgewoning in Park ter Beuken in Lokeren), telkens opnieuw probeert de kunstenaar met een ingehouden vormentaal de toeschouwer te laten spreken over dat wat niet te zien is.

Philippe Van Cauteren
Zele, 4 oktober 2020

en / nl

Hans Martens

Henk Delabie: zich verplaatsen in (de) ruimte(s)

Inge Braeckman

Henk Delabie’s Tekentaal in de ruimte

Philippe Van Cauteren

Brief: aan Henk Delabie

Annelies Vanbelle

Sculpturen die de ruimte bespelen

Benny Madalijns

Blind Spot V, Diest

Herman Denecker

Transobjects en Transorganisms